In het eerste boek over Ezaart van de hand van pastoor Vincent-Frans Willems, geschreven in 1896 naar aanleiding van 200 jaar vernieuwde kapel, lezen we: “Op de grens van Ezaart en Mol staat een groot kruisbeeld in hout. Wanneer men daar met een dood lichaam voorbij rijdt, houdt men stil, iedereen knielt om de verlosser barmhartigheid voor de ziel af te smeken.
De dode lichamen worden tot aan de parochiekerk- toen Mol Centrum- gevoerd op een open kar. De doodskist is op twee halmen stro geplaatst. Wanneer men terug rijdt worden die twee halmen aan de voet van het kruis neergelegd. Zij schijnen daar in naam van de dode aan de voorbijgangers te zeggen; “Zie o mens, ik ben als strooi zo dor geworden.. maar Jezus is de verrijzenis en het leven…. die in hem gelooft sterft niet.”
Het kniebankje was vroeger in arduin, afkomstig van het stenen kruis dat daar stond tegen een huis op de hoek van Ezaart en de Elsenstraat. Onderaan ontdekte Willems de inscriptie “Peter Teterus”.