De Netevallei was (en is nog) een zeer drassig gebied. De paadjes naar de beemden waren vaak onbegaanbaar. Daarom moesten de wegen opgehoogd worden. Zo een ophoging noemde men een dijk. Voorbeelden in de buurt zijn: Molderdijk en Borgerhoutsedijk. De gele zand waarmee de dijken werden opgehoogd kwam van de duinenrug die toen van Geel naar Mol liep.
Schabberdekske is een verbastering van schaapsbeemden-, schapen- of schapersdijk. De dijk waarlangs de schapen naar de heide werden geleid.