Wie het precies overkwam, valt niet meer te achterhalen. De juiste namen zijn onvindbaar. Naar alle waarschijnlijkheid zijn het een onbekend keuterboerke en zijn boerin die Ezaart een naam gegeven hebben.

Het gebeurde in de tijd toen de kempen nog een ruige streek was: uitgestrekte heidevlaktes, begroeid met heesters en braambessen. Hier en daar stond een lemen huizeke met een dak van stro, klein en scheefgezakt door de wind. Daarbinnen was het arme troef. Op de schrale gele-zandgronden wroetten de mensen dag-in dag-uit om met boeren de kost te verdienen.

Op zekere dag ging een boerinneke van de "Heizessie" (een werktuig om struiken en buntgras te kappen) - want zo heette de Hessie vroeger - naar de Markt in het verre Mol. Daar wilde ze inkopen doen. Niet veel natuurlijk, want het meeste van wat ze nodig hadden, kweekten ze zelf, maar een nieuwe "heizesessie" hadden ze dringend nodig. En op de Markt in Mol hadden ze er goeie. 

Met haar zoontje en haar ezel stapte ze over de kronkelende hobbelpaadjes tussen de eiken kanten naar de Molse markt.

Ze hadden de ezel speciaal meegenomen want dan konden ze op de terugweg nog wat hout sprokkelen voor het haardvuur.

Toen ze al een tijdje onderweg waren, begon de ezel ineens de... ezel uit te hangen. Daar waar tegenwoordig ongeveer de Ezaartse gemeenteschool staat, wilde het beest geen stap meer vooruit zetten. Eerst probeerde de boerin met lieve woordjes, maar het beest leek wel doof.

Stilaan werd ons boerinneke kwaad. Ze kletste de koppige langoor één, twee, drie keer met een twijg, een "wiske", op zijn achterste. Het hielp niet.

Ze kende echter in de buurt een oud ventje dat "veel wist". Misschien kon hij haar helpen? Zo snel ze kon, rende ze door het struikgewas naar zijn hutje. Met zijn dunne, kromme beentjes wijd uiteen en één vinger hoog in de lucht, liep het mannetje met haar terug. Maar trekken, stoten en duwen: in de ezel kwam geen beweging.

"Ik weet veel!" riep het ventje plots, "Ik haal er de veldwachter bij, die kan ons zeker helpen."

Een tijd later kwamen ze allebei hijgend, zwetend en puffend aan. De ezel had ondertussen nog geen vin verroerd. Met zijn drieën duwden en trokken ze zich bijna een breuk.

Maar zelfs toen de strenge, magere veldwachter dreigde om de ezel in Mol "in den bak" te steken, bleef deze ezelen. Van pure miserie krabde de veldwachter eens onder de kepie. "We moeten er de beenhouwer bijhalen", besloot hij, "Dat is een grote, sterke, dikke vent. Als hij helpt, moét het lukken!"

Zwetend uit elke porie en met een vuurrode kaalkop kwam ook de olijke beenhouwer bij het koppige beest.

Diep nadenkend stapte hij een paar rondjes rond de onbeweeglijke ezel. De boerin, haar zoontje, het kleine ventje dat veel wist en de arm der wet keken nieuwsgierig toe.


Daarop grepen ze een voor een vastberadend de staart van het ezelende beest vast. Zelfs de kleine zoon van de boerin moest helpen. Met alle kracht die ze hadden trokken ze. Maar de ezel zette zich nog eens extra schrap. "Volhouden!" bulderde de slager. Ze knepen allemaal hun ogen dicht van de inspanning en verdubbelden hun krachten. "Ik weet het!" riep de beenhouwer na rijp beraad, " We moeten samenwerken. En als die koppige ezel niet vooruit wil, moet hij maar achteruit."

Opeens rolden ze allevier in een bussel van spartelende armen en benen als een tros over de grond. Het kleine ventje dat veel wist, had de staart in zijn handen.

Met een luide IIIAAA sloeg de ezel, zonder staart, op hol. Recht naar zijn stalling. Terwijl het ventje dat veel wist, de schrale veldwachter en de ronde beenhouwer met wijdgapende mond bleven staan, spurtten de boerin en haar zoontje de ezel achterna. Hakkelend vertelde ze op de Hessie haar verhaal.

"Maak dat onze ezel wijs!" spotte haar man ongelovig, maar ging toch mee kijken waar het gebeurd was. En ja, de ezelsstaart lag er nog op de grond.

Vele jaren lang noemde men de plaats waar de ezel zijn staart verloor: "'EZELSSTAART".

Maar omdat die plaatsnaam te lang was om te zeggen, lieten de bewoners later enkele letters weg en werd het: "EZAART".

 

WIE ZACHTJES OVER HET "GAT" VAN DE EZEL WRIJFT, MAG EEN WENS DOEN.

OF HIJ UITKOMT HANGT VAN DE EZEL AF.

EN VERMITS HET NOGAL EEN KOPPIGE IS...

Het verhaal is gebaseerd op overgeleverde vertellingen.

Het werd opgetekend en in de huidige vorm gegoten door SUS LUYTEN en JEF AERTS.

"Elke gelijkenis met huidige toestanden en heden bestaande personages is (uiteraard) louter toevallig en berust waarschijnlijk in de rijke fantasie van de betrokkene."

Heemkundige verklaring EZAART: Hees-aard = heesters, struikgewas op gemeenschappelijk gebruikte grond.

Beelden: RAYMOND MINNEN

Bronsgieter: MARCEL SCHELLYNCK

De werken werden uitgevoerd door de technische diensten van de gemeente Mol.

Morele steun: Feestcommiessie Ezaart - Hessie

Sponsor en promotor: Vrienden van de molen van Ezaart.